Pleidooi voor herstelrecht

In het politieke debat klinkt vaak de roep om criminelen zwaarder te straffen. Nu Dilan Yeşilgöz, die zich als Kamerlid sterk heeft geprofileerd als voorvechter van zo’n harde aanpak, aan het hoofd staat van het ministerie van Justitie en Veiligheid, lijkt het erop dat het beleid de komende jaren overeenkomstig deze roep vormgegeven zal worden (‘VVD’er Dilan Yeşilgöz-Zegerius: “Ik wil werk waar ik wakker van lig”’, de Volkskrant 14 februari 2020). Hard straffen vanuit vergeldingsdrang is evenwel een fundamenteel gewelddadige benadering die leidt tot nog meer leed. Ik pleit dan ook voor herstelrecht: een aanpak van criminaliteit die niet op leedtoevoeging maar op herstel is gericht, herstel zowel van de door het slachtoffer geleden schade als van de relatie tussen de misdadiger enerzijds en het slachtoffer en de maatschappij als geheel anderzijds.

Het belang van herstelrecht is reeds onderstreept door een aantal denkers, onder meer in het Tijdschrift voor Herstelrecht. Eén van hen, Jacques Claessen, betoogt in zijn proefschrift (Misdaad en straf 2010) vanuit spiritueel perspectief dat vergelding niet strookt met een helder zicht op de werkelijkheid. De ervaring een afzonderlijk individu te zijn, los van de mensen en de wereld om je heen, is namelijk een illusie; hoewel iedereen een unieke ervaring van de wereld heeft, delen wij allen hetzelfde bewustzijn (vgl. Maharaj, Ik ben Zijn 2021). De illusie van afgescheidenheid is de oorzaak van het wraaklustige verlangen een ander te zien lijden en het geloof dat diegene dit verdient. Wie de ander als zichzelf ziet, kan geen vergelding willen. Intentionele leedtoevoeging is kortom onjuist omdat ze voortvloeit uit verwarring over wie wij werkelijk zijn.

Hard straffen om daarmee vergelding te bewerkstelligen is wat mij betreft niet alleen inherent verkeerd, maar veroorzaakt ook grote schade. Straffen zorgt niet alleen voor onnodig leed bij de dader, maar is ook een slecht instrument om, door middel van afschrikking, algemene en bijzondere preventie te verwerkelijken. ‘Veel menselijk gedrag komt namelijk niet tot stand op basis van rationele kosten-batenanalyses, maar onder invloed van negatieve emoties, korte lontjes, stoornissen, verstandelijke beperkingen, verslavingen, een gebrek aan empathie, etc.’, aldus Claessen (AA20220006, p. 8). Hier komt bij dat detentie en resocialisatie geen ideale combinatie blijken. De gevangenis wordt niet voor niets de ‘hogeschool voor criminelen’ genoemd: ongeveer 50% van de gedetineerden wordt binnen twee jaar na invrijheidsstelling opnieuw veroordeeld. Uit onderzoek blijkt bovendien dat vergelijkbare daders na een korte gevangenisstraf twee keer zo vaak recidiveren als na een taakstraf (Claessen 2010, p. 555 en NTS 2021/40, p. 132; Wermink e.a., TvC 2009, afl. 3, p. 224).

Daarom pleit ik voor herstelrecht. Deze vorm van recht draait om de dialoog tussen de dader, het slachtoffer en (vertegenwoordigers van) de gemeenschap als geheel. Vrijheidsbeneming blijft in uitzonderlijke gevallen een laatste redmiddel, maar tijdens de detentie is wel een grotere rol weggelegd voor bijvoorbeeld verslavingsbehandeling, vaardigheidstrainingen en meditatielessen. De herstelprocedure krijgt in de regel de vorm van bemiddeling of mediation, waarbij de rechter een toezichthoudende rol heeft. Idealiter mondt dit uit in consensueel herstel, waarbij partijen vrijwillig overeenkomen hoe de dader de schade zal herstellen. Lukt dat niet, dan kan de rechter een gedwongen herstelsanctie opleggen, die kan bestaan uit het verrichten van onbetaalde herstelwerkzaamheden jegens het slachtoffer en de gemeenschap (Claessen, NTS 2021/40, p. 134; Lgarah & Sander, AA20210107). Het zou mooi zijn om op termijn vergeldingsgericht strafrecht te vervangen door herstelrecht. De maatschappij lijkt hier op dit moment evenwel nog niet klaar voor. Het is daarom zaak klein te beginnen. Een ontwikkeling in de goede richting is het gebruik van mediation in strafrechtelijke procedures op grond van artikel 51h Sv (vgl. Beleidskader herstelrechtvoorzieningen gedurende het strafproces 2020). Dit verdient dan ook meer belangstelling en een bredere toepassing.

Daarnaast is het van groot belang om in het rechtenonderwijs meer aandacht te besteden aan herstelrecht. Waar wraaklust en vergeldingsdrang in het al jaren strenger wordende strafklimaat een grote rol spelen, moeten rechtenstudenten er al in de bachelor indringend mee worden geconfronteerd dat het ook anders kan. Zij zijn immers de rechters, advocaten, rechtswetenschappers, beleidsmedewerkers en ministers van Justitie van de toekomst, en zullen dus een grote invloed hebben op hoe het strafrecht wordt vormgegeven. De manier waarop we nu omgaan met misdadigers biedt geen goede oplossing voor het probleem van geweld. Het kan beter. Dat is onze verantwoordelijkheid, als jurist, maar bovenal als medemens.

Dit redactioneel van Joas Bakker is verschenen in Ars Aequi mei 2022.

      Geef een reactie

      Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *