Gedwongen pensionering van rechters: een verouderde norm?

Stel, je bent rechter en viert, blakend van gezondheid, je zeventigste verjaardag. Dan dient het pensioen zich verplicht aan. Artikel 117 Grondwet stelt dat rechters voor het leven worden benoemd, maar staat toe om bij wet in formele zin een rechterlijke pensioenleeftijd vast te stellen. De wetgever heeft die grondwettelijke mogelijkheid benut. Al bijna een eeuw kent de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) een leeftijdsgrens. Artikel 46h lid 3 Wrra is heel duidelijk: zodra er zeventig kaarsjes op de taart staan, moet de rechter de toga aan de wilgen hangen.

Sinds kort mogen zeventigplussers toch als rechter optreden. Door de gedeeltelijke sluiting van rechtscolleges is aan het begin van de coronacrisis veel werk blijven liggen. De Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 heeft daarom de deuren geopend voor (her)benoeming van gepensioneerde rechters, zodat zij kunnen helpen met het wegwerken van de ontstane achterstanden. Deze coronanoodwet stelt wel twee eisen: herintredende rechters mogen maximaal 73 jaar oud zijn en moeten minder dan vier jaar geleden zijn gestopt met hun ambtsvervulling. Let wel: dit is een tijdelijke voorziening, die de wettelijke ontslagleeftijd van de Wrra expliciet niet wijzigt. Deze gang van zaken roept vragen op.

Allereerst: is een verplichte pensioenleeftijd niet een vorm van leeftijdsdiscriminatie? Rechter Willem Korthals Altes, die zich al jaren verzet tegen de gedwongen pensionering van rechters, meent van wel. Voor niet-rechters bestaat immers géén pensioenplicht. Waar andere Nederlanders mogen stoppen met werken, moeten rechters hun ambt neerleggen. Volgens de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid, de Nederlandse uitwerking van Richtlijn 2000/78/EU, is van discriminatie echter geen sprake. Blijkens artikel 7 lid 1 onder b van die wet is de rechterlijke pensioenontslagleeftijd toelaatbaar als het gaat om ‘een bij of krachtens wet vastgestelde [...] hogere leeftijd’. Als een rechter zijn ontslag wil aanvechten, valt dus ten zeerste te betwijfelen of een beroep op leeftijdsdiscriminatie standhoudt (Heemskerk, AA20180305).

Dan rijst de vraag: waarom moet de wettelijke grens in normale tijden op zeventig jaar liggen en in crisistijd daarboven? Eerst iets over de achtergrond van de leeftijdsgrens. De wettelijke ontslagleeftijd stamt uit 1932. De ratio erachter is dat oudere rechters op een gegeven moment moeten plaatsmaken voor jongere. Daarnaast maakt de leeftijdsgrens het mogelijk om voor het leven benoemde rechters niet uitsluitend wegens excessen te ontslaan. Als een rechter kampt met zodanig tanende cognitieve vermogens dat hij het rechterswerk niet naar behoren kan vervullen maar niet terugtreedt, kan een lastige situatie ontstaan. Ontslag is dan wenselijk, maar onmogelijk. Met een harde leeftijdgrens in de Wrra heeft de wetgever dergelijke problematiek willen voorkomen.

De rechterlijke leeftijdsgrens van zeventig jaar is wat ons betreft verouderd. Sinds de inwerkingtreding van Wrra is de gemiddelde levensverwachting namelijk flink gestegen. Toen de wet werd ingevoerd, in 1932, stond de teller nog op zeventig jaar. Tegenwoordig wordt de gemiddelde Nederlander ruim tachtig. Zou de wettelijke leeftijdsgrens niet met de levensverwachting moeten meegroeien? De verplichte rechterlijke pensioenleeftijd is moeilijk verdedigbaar in een tijdperk waarin een 74-jarige staatssecretaris het Nederlandse justitiedepartement medebestiert en een zeventigplusser zetelt in het Witte Huis.

Wat de gedwongen pensionering extra zuur maakt, is dat de rechterlijke macht al decennia kampt met achterstanden en personeelstekorten. Extra helpende handen zijn meer dan welkom. Dat was vóór de pandemie overigens al duidelijk. Toen trof men al vitale oud-rechters aan ‘in de krochten van het Paleis of het Gerechtsgebouw’. Deze zeventigplussers traden (en treden) op als ‘schrijfjurist voor uitspraken op naam van wel met rechtspraak belaste leden van die rechterlijke macht’, aldus Groen (NJB 2018/496). Waarom wél fungeren als ghostwriter van vonnissen, maar niet als rechtsprekend magistraat?

Gepensioneerde rechters zoals Korthals Altes hebben momenteel geluk. Vanwege corona mogen zij tijdelijk weer rechterswerk verrichten. Waarom zouden we, eenmaal teruggekeerd naar ‘normaal’, rechters van boven de zeventig weer doodleuk naar huis sturen als zij niet kampen met verminderde geestesvermogens, een schat aan ervaring hebben en graag bijdragen aan de publieke zaak? Het is een feest om zeventig te worden. Laat dus ook de verjaardagstaart van de zeventigjarige rechter geen wrange bijsmaak hebben.

Dit redactioneel van Lotte van den Bosch & Rowin Jansen is verschenen in Ars Aequi april 2021.

1 gedachte over “Gedwongen pensionering van rechters: een verouderde norm?

  1. In hun redactionele bijdrage ‘Gedwongen Pensionering van rechters: een verouderde norm?’ beantwoorden Lotte van den Bosch & Rowin Jansen hun vraag met: De rechterlijke leeftijdsgrens van zeventig jaar is wat ons betreft verouderd. Waarom? Omdat de levensverwachting flink is gestegen, wij in Nederland een 74- jarige staatssecretaris op J&V hebben en in het Witte Huis een zeventigplusser zetelt. Daar komt bij dat er al lange tijd een werkachterstand is en dat vanwege Covid-19 er tijdelijk een leeftijdsgrens geldt van 73 jaar. Ik vind geen van de aangevoerde redenen heel overtuigend, om daarop een verhoging van de ontslaggrens van een rechter te baseren, waaraan ik onmiddellijk toevoeg dat er geen onweerlegbare argumenten zijn om de ontslaggrens van 70 jaar te handhaven. Uiteindelijk gaat het om een gezond verstand grens. Allereerst is het verstandig om een grens te hebben, en het niet te laten afhangen van de eigen beoordeling van een rechter of hij kampt ‘met verminderde geestesvermogens’. Dat voorkomt pijnlijke discussies. Niet onwaarschijnlijk is dat te meer een rechter kampt met problemen op het mentale vlak hij des te minder inziet dat hij zou moeten stoppen. Een rechter opereert vaak als alleen sprekend rechter, dus soms zal het niet vlug opvallen dat het niet meer kan. Een rechtzoekende kan niet om een rechter heen. Een cliënt van een advocaat op leeftijd kan zeggen, ik kies iemand anders. En de jarenlange ervaring? Die kan je ook in de weg zitten, en je afstompen, nog los van het feit dat alles snel verandert. En de wijsheid van de leeftijd? Ik ben er helemaal niet zeker van dat met de leeftijd de wijsheid groeit, zekerder is dat met de leeftijd de gebreken komen. De grens van zeventig is al een afwijking naar boven van de algemeen geldende ontslaggrens voor functies binnen onze overheidsorganisatie. Voor het verder vergroten van die afwijking zijn geen dwingende omstandigheden aanwezig. Ik schreef eerder over de leeftijdsgrens van 70 (W.J.M. van Tongeren, ’70 jaar’, NJB 2018/1143).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *