Tribonianus, de verguisde architect van het recht

Arme Tribonianus. De codificatie van het Romeinse recht onder keizer Justinianus ligt in het hart van de Europese traditie. Zonder Codex, Digesten en Instituten geen wetboek, geen rechtssysteem of juridisch onderwijs zoals wij dat nu kennen. De keizer hield er een reputatie aan over zoals de half-mythische wetgevers Salomon en Solon. Talloze malen is hij afgebeeld, Justinianus, de bouwheer van de Hagia Sophia en architect van het gebouw van het Romeinse recht; de keizer die zegevierde door de wapenen en door de wetten. Maar een juridische opleiding had hij niet en zijn belangstelling was vooral gericht op theologie. De keizer eiste het politieke auteurschap van de codificatie op. Het immense werk werd gedaan door commissies van academici, advocaten en bestuurders, achter de broek gezeten door de keizer. De naam van Justinianus leeft voort. Niemand heeft meer daarvoor gedaan dan Tribonianus, wiens naam alleen bij specialisten bekend is. Zelfs bij hen stond hij lange tijd in een slechte reuk als de veroorzaker van tekstbederf, die wetgeving verkocht aan de meestbiedende. Hij verdient beter.

De advocaat uit Zuid-Turkije was nog betrekkelijk jong toen hij in 528 werd toegevoegd aan de commissie die de codificatie van het keizerrecht (Codex) moest samenstellen. Een gelukkiger keuze had de keizer niet kunnen maken. Het project werd in recordtempo voltooid. Na een bestuurlijke zuivering om theologische redenen vielen er wat posten vrij. Zo kwam het dat Justinianus vanaf september 529 kon beschikken over een geniale en loyale minister van wetgeving en propaganda (quaestor), die het meesterbrein zou worden achter de codificatie van het juristenrecht (Digesten) en de herziening van het juridische onderwijs (Instituten). Het beste uit het verleden zou worden bewaard, het onderwijs bij de tijd gebracht, en een controleerbaar corpus aan teksten opgemaakt dat voor de rechter kon worden aangehaald, ter versnelling van procedures en voorkoming van verrassingen. Het project diende natuurlijk ook als propaganda.

Tribonianus kreeg in 530 de onmogelijke taak opgedragen om het hele juristenrecht te zeven. Een enorme ambtelijke staf werd vrijgespeeld voor wat in wezen een academisch project was. Het afbreukrisico bij vertraging was groot. Tussen de 1.500 en 2.000 boeken van Romeinse juristen moesten worden doorgeploegd, met ongeveer 10.000 woorden per boek, om het beste te selecteren. Dan moesten bijna 10.000 geselecteerde teksten worden bewerkt, op samenhang gecontroleerd, en systematisch worden geordend in een wetboek. Geen wonder, dat de wetgevingsopdracht met lichte wanhoop benadrukt dat het volbrengen van deze opgave de almacht van God en de glorie van Justinianus zal bewijzen. Het lot van het project moet aan een zijden draadje hebben gehangen. Toch was de commissie in drie jaar klaar. Het resultaat is anderhalf keer dikker dan de Bijbel. Dat het project afkwam, ligt aan de energie en organisatiekunde van Tribonianus, die niet bang was om zichzelf de grootste portie werk te geven. Met een kleinere commissie maakte hij tegelijkertijd de Instituten. En nog kon hij het wetgeven niet laten. Ter voltooiing van het megalomane project werd het keizerrecht opnieuw aangevat, dat na alle wijzigingswetten dringend toe was aan een herziene editie van de Codex in 534. Onder dankzegging kreeg Tribonianus een verheffing in de adelstand. Het schijnt dat hij in 542 overleed aan de pestepidemie die in dat jaar Constantinopel bereikte.

Om het juristenrecht te kunnen uitzoeken, stelde Tribonianus zijn eigen bibliotheek ter beschikking. Daarin schuilt een historische ironie. Door de voltooiing van de wetgeving konden teksten van de klassieke juristen niet meer in hun oorspronkelijke vorm worden aangehaald. Ze waren vervangen door het woord van de keizer. De oude boeken waren in de rechtszaal onbruikbaar. Afgezien van toevallige vondsten zijn zij daarom niet overgebleven. Maar Tribonianus was zowel een radicale vernieuwer als een historicus van het recht. Door nauwgezet te documenteren waar ieder woord in de Digesten vandaan kwam, bleef de band met de klassieke rechtsgeleerdheid behouden. Tribonianus gaf de wereld het moderne concept van een wetboek mee, en toch ook alle handvatten om de genuanceerde en casuïstische benadering van de Romeinse juristen te leren kennen. Klachten over tekstbederf zien over het hoofd dat er anders wel heel weinig was geweest om over te klagen. Zonder Tribonianus geen Romeins recht.

Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi mei 2022.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *