Wie was Gaius?

Voetballers, zangers, schilders en filosofen hebben één naam als ze erg beroemd zijn. Voor juristen is een mononiem meestal niet weggelegd. Zeker niet in Rome, waar men goede sier maakte met een hele trits aan voor-, achter-, familie- en bijnamen. Juist daarom is het vreemd dat we niet zoveel weten over Gaius. Het is niet bekend waar hij vandaan kwam of wat hij verder heeft gedaan. Zijn naam is ongeveer even zeldzaam als Pieter nu. Heel veel heeft Gaius niet geschreven en door andere juristen wordt hij nauwelijks aangehaald. Toch was hij in de oudheid erg beroemd. Zijn ideeën waren in de Citeerwet van 426 gezaghebbend verklaard, de Visigotische koning Alaric nam in 506 een samenvatting van hem op in zijn wetboek, en Justi­nia­nus noemt hem een eeuw later noster, ‘onze Gaius’ om hem postuum tot leermeester te verheffen. Die faam dankte hij aan één boek, de Instituten. Soms is één boek genoeg voor eeuwige roem. Dit ene boek was een leerboek voor de beginnende rechtenstudent, geschreven rond 160. Toen de vrije inwoners van het Romeinse rijk in 212 burgerschap kregen en naar Romeins recht gingen leven, was er grote behoefte aan zo’n gemakkelijk toegankelijk leerboek. Justi­nia­nus nam het tot grondmodel voor zijn gelijknamige eigen leerboek en daarmee was de invloed van Gaius verzekerd. Het ‘Institutensysteem’ om de stof van het privaat­recht te ordenen werd en wordt, onbewust, overal in Europa aan de universiteiten gebruikt: personen, vermogen, rechtsvorderingen. Het ligt ook ten grondslag aan de indelingen van bijvoorbeeld de Franse Code civil en het Burgerlijk Wetboek.

Dus wie was Gaius? We wisten het niet, maar beroemd was hij wel. En toen gebeurde er een wonder. In 1816 was de Pruisische geleerde Niebuhr op weg naar Rome om ambassadeur bij de paus te worden. Hij maakte een tussenstop in Verona en stuitte in de kloosterbibliotheek op een handschrift uit de achtste eeuw met een overbekende tekst van de kerkvader Hieronymus. Maar Niebuhr zag dat het om ouder perkament ging, dat was hergebruikt door het af te schrapen en opnieuw te beschrijven: een palimpsest. Onder de bestaande tekst kon hij een oudere, juridische tekst lezen. Hij schreef daarover aan zijn vriend Savigny, die het palimpsest identificeerde als de verloren Instituten van Gaius. Er werd een chemicus bijgehaald die een bijtend goedje over de pagina’s smeerde, en een sneltekenaar die de oplichtende letters overnam voordat het zuur door het perkament heen vrat. Op die manier kon ongeveer 11/12e van het boek worden teruggehaald. De geblakerde resten waren onleesbaar geworden, maar het was het waard. De wetenschappelijke wereld stond versteld. De Instituten van Gaius zijn tot dusver het enige, nagenoeg complete, juridische boek dat we uit de oudheid overhebben. En wonder boven wonder konden een paar gaten worden gevuld met papyrusfragmenten die sindsdien in de Egyptische woestijn zijn gevonden. Sinds 2004 boekt Filippo Briguglio bovendien succes met moderne technieken als multispectrale analyse en 3D-imaging om losse woorden te controleren in het manuscript.

Zo begon Gaius aan een tweede leven als bestsellerauteur. Zijn boek was een gat in de markt van de negentiende en twintigste eeuw. Want net op dat moment begon de studie van het Romeinse recht in een identiteitscrisis te verkeren. Er werden overal wetboeken uitgevaardigd die het geldende Romeinse recht vervingen door natio­naal recht (zij het op Romeinsrechtelijke grondslag). Romeins recht werd opeens rechtsgeschiedenis. En de romanisten, en hun studenten, stortten zich op Gaius: eindelijk een klassieke tekst waarmee de kwaliteit van de overlevering in de Digesten kon worden vergeleken. Het boek beloont die moeite ook. De tekst is goed geordend en, zoals het een onderwijzer betaamt, repetitief. Er zit veel rechtsgeschiedenis in, veel meer dan in andere Romeinse auteurs. Wij zouden veel minder weten van het recht uit de Republiek of de vroege Keizertijd als we Gaius niet hadden gevonden – de details van mancipatio en de formulering van de legis ac­tiones zouden onbekend zijn geweest. Kortom en in de beste Gaiaanse traditie ten overvloede, Gaius was een rechtshistoricus voor de rechtshistorici.

Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi januari 2022.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *