In de schulden, uit de schulden?

Ik maak mij wel eens zorgen over het gemak waarmee studenten zich voor hun studie in de schulden steken (‘lenen’ lijkt mij verhullend taalgebruik). Zo kan het behoorlijk lastig zijn om een hypotheek af te sluiten met een studieschuld. En wie na zijn studie niet direct een riant salaris verdient maar zich wél voor aanzienlijk hogere leefkosten gesteld ziet, kan maar zo gaan horen tot de groeiende groep mensen met problematische schulden. Die omvat naar schatting inmiddels tussen de 500.000 en 600.000 mensen. Gemiddeld hebben deze mensen zo’n € 43.000 schuld. Maar zo makkelijk het is om ín de schulden te komen, zo lastig is het om daar weer uit te komen.

Op papier is het de taak van de gemeentelijke schuldhulpverlening om mensen met problematische schulden naar een schuldenvrij bestaan te leiden (‘het minnelijk traject’). In de praktijk komt daar echter weinig van terecht. Als mensen de weg naar de schuldhulpverlening al kunnen vinden, stuiten ze op wachtlijsten en bureaucratie. Gemeenten hebben onvoldoende middelen en mensen om ervoor te zorgen dat het minnelijke traject succesvol wordt doorlopen. Niet-meewerkende schuldeisers bemoeilijken het proces. Ten slotte blijkt het gemeentelijke beleid vaak meer gericht te zijn op stabilisatie van schulden, dan op het treffen van een schuldregeling waardoor mensen ook uit de schulden komen. Dit fenomeen wordt versterkt door de opkomst van de beschermingsbewindvoerder (niet te verwarren met de Wsnp-bewindvoerder). Sinds 2014 kan ook beschermingsbewind worden opgelegd voor het hebben van problematische schulden (art. 1:431 BW). Een beschermingsbewindvoerder voert het beheer over het geld van de onderbewindgestelde persoon. Hij heeft echter geen taken en bevoegdheden om ervoor te zorgen dat schuldregelingen worden getroffen. Daarbij komt dat beschermingsbewindvoerders in feite gebaat zijn bij het in stand houden van het bewind, dat is immers hun broodwinning (Berenschot-rapport 2016, p. 47). Ook daardoor blijven mensen steeds vaker langdurig in de schulden.

De enige uitweg om uit de schulden te komen is dan de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Wie toegelaten wordt tot het wettelijke schuldsaneringstraject, is na drie jaar van zijn schulden af en krijgt ‘de schone lei’. In de drie jaar dat het schuldsaneringstraject loopt, moet zoveel mogelijk geld worden gespaard voor de schuldeisers en moet betrokkene zelf van een minimaal bedrag rondkomen. De instroom in de schuldsanering is echter dramatisch afgenomen. In de periode 2011-2018 is het aantal verzoeken om tot de schuldsanering te worden toegelaten zelfs met 65% gedaald (ontleend aan Arnoud Noordam, specialist insolventierecht). Dit komt vooral doordat de doorstroom vanuit de gemeentelijke schuldhulpverlening naar het wettelijke traject hapert. Dit is zeer zorgelijk, omdat mensen geen perspectief op een schuldenvrij bestaan wordt geboden.

De gedachte die aan zowel het minnelijke schuldhulptraject als de Wsnp ten grondslag ligt, is dat mensen niet hun hele leven schulden met zich mee zouden hoeven te torsen. In oude tijden werd het hebben van schulden als een strafrechtelijk vergrijp gezien, waarvoor je in de gevangenis kon komen. Tegenwoordig wordt het idee van schuldvergeving beschouwd als een ‘gerechtigheidsgedachte’ in het burgerlijk recht. Vooral Nick Huls, de godfather van de Wsnp, heeft zich daar hard voor gemaakt. Voor schuldvergeving zijn empathische, theologische of filosofische argumenten aan te voeren. Mensen hebben het recht om opnieuw te beginnen. Maar ook een wat cynischer benadering pleit vóór schuldvergeving: de mogelijkheid voor consumenten om hun schulden kwijtgescholden te krijgen, is noodzakelijk om mensen te verleiden schulden aan te gaan en zo onze consumptiemaatschappij draaiende te houden. Zelfs een kale kosten-batenanalyse heeft economen als Erica Verdegaal doen pleiten voor een generaal schuldenpardon; mensen met problematische schulden kosten de samenleving per saldo veel geld.

Maar mensen met schulden kopen niet zoveel voor deze gedachten. Vergeet daarbij ook niet hoeveel mensen er juist verdienen aan de schuldenindustrie. Dat maakt het zo moeilijk om een omslag te bereiken en ervoor te zorgen dat mensen uit de schulden komen (en blijven).

Misschien toch nog eens tot honderd tellen als je de website van DUO bezoekt om nieuwe schulden aan te gaan.

Deze column is eerder verschenen in Ars Aequi maart 2020.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *