De rol van de iur.cand. in de maatschappij

Ooit, in een vroegere werkkring, had ik een collega-hoogleraar die wilde onderzoeken of lichamelijke aanleg criminaliteit kan voorspellen. Hij kreeg op zijn voorstel nogal wat kritiek te verduren. Uiteindelijk nam hij afscheid van de universiteit en … begon een antiekzaak. Wouter Buikhuisen, zo heette de collega, is zeker niet de enige jurist/criminoloog die in de diaspora is beland. Ik heb er geen empirisch onderzoek naar gedaan, maar het zou mij niet verbazen als de helft van onze abituriënten in een niet-juridisch of semi-juridisch beroep terecht komt. Of die althans hun bekendheid aan een niet-juridische functie te danken hebben. Letterkundigen als Honoré Balzac (Parijs), Voltaire (Parijs, Genève) en Johann Wolfgang von Goethe (Leipzig, Straatsburg) zijn enkele van de meest bekende. Ook zijn er juristen die weliswaar in een juridisch beroep terechtkwamen, maar dan op de onderste trede van de maatschappij. De dichter J.C. Bloem (‘De blaren vallen in de gele grachten. Weer keert het najaar en het najaarsweer’) was jurist (gepromoveerd in Utrecht), maar als griffier van het kantongerecht te Lemmer en nadien te Breukelen nu niet met een riante aanstelling. Niet dat de juristen in de diaspora allemaal slecht terecht zijn gekomen. De schrijver Ferdinand Bordewijk (Karakter) werd na zijn rechtenstudie in Leiden advocaat in Rotterdam en Schiedam. De auteur Hendrik Marsman (‘Denkend aan Holland zie ik breede rivieren’) was na zijn studie in Leiden en Utrecht advocaat in Utrecht.

Sommige alumni combineren recht en een ander métier. De Franse auteur Jean-Denis Bredin is niet alleen een bekend auteur, maar ook topadvocaat. Wijlen de zangeres Corry Brokken (met het liedje ‘Net als toen’ winnares van het Eurosongfestival 1957) werd na haar rechtenstudie in Utrecht advocaat en rechter. De jurist Humberto Tan (Amsterdam) heeft vermoedelijk een aardige verdienste als presentator van een late night show. Jort Kelder (Utrecht), Armin van Buuren (Leiden) en Prem Radhakishun (VU, advocaat) zijn de entertainment sector ingegaan. Ook Bram Moskowicz (Amsterdam, advocaat) heeft een korte carrière als conferencier achter de rug. En toen Paul van Vliet de combinatie van juridisch onderwijs en Leidsch Studenten Cabaret te veel vond, gaf hij de onderwijsfunctie eraan om zich voortaan helemaal aan cabaret te wijden (ik heb daar een persoonlijke herinnering aan, omdat ik werd aangesteld als opvolger van Paul van Vliet – voor het onderwijs wel te verstaan en niet als cabaretier). Juristen met een sport-carrière zijn er bij de vleet: Keje Molenaar speelde als profvoetballer bij Volendam, Ajax, Feijenoord en SVV alvorens in 1990 de advocatuur in te gaan. Paul Litjens (Utrecht) en Heico van Staveren (Utrecht, VU) hockeyden op menig wereldtoernooi, terwijl Fatima Moreira de Melo (Rotterdam, hockey) zich tegenwoordig afficheert als pokeraar. Juristen in de politiek van nu zijn de voltallige Tweede Kamerfractie van Forum voor Democratie: Thierry Baudet en Theo Hiddema.

Zijn dit nu allemaal gesjeesde juristen? Nee zeker niet, ook niet degenen die geen titel haalden. Ik heb eens een jaar lang exit-gesprekken mogen voeren met studenten die na één jaar een consilium abeundi hadden gekregen. Wat was er misgelopen met hun studie; hadden zij suggesties voor verbetering; was de studie toch leerzaam geweest – over dit soort kwesties handelden de gesprekken. De verrassende uitkomst was dat de meeste faculteitverlaters best wel te spreken waren over de studie. Niet allemaal, maar dat het een verloren jaar was geweest hoorde ik vrijwel niemand beweren.

Wellicht heeft dit ook consequenties voor de inrichting van de studie. Indien we er van uitgaan dat zeg 25% van de studenten de studie niet zal voltooien en nog eens 25% na voltooiing een geheel andere richting op zal gaan, moet daar bij de studie-opzet dan niet op worden gelet? Niet dat de puur juridische vakken nu meteen overboord moeten worden gezet, maar enige consideratie met de aanstaande niet-juristen bij de samenstelling van het studieprogramma lijkt geïndiceerd. Een vak als kleinkunst/cabaret (met Arjen Lubach als gastdocent) of improviseren/het parket op (met Pierre Bokma) in het curriculum zou trouwens ook voor reguliere juristen nut kunnen hebben.

Ten slotte: wat betekent dat ‘iur.cand.’ in de titel van deze column? Het staat voor juridisch candidaat en dateert van voor de invoering van bama. Zodra iemand ging studeren, liet zij/hij een visitekaartje drukken met onder de naam ‘juridisch student’ gedrukt. Was eenmaal na vijftien maanden het candidaats behaald, dan werd een nieuw kaartje gedrukt met daarop, om Opa en Oma te epateren, ‘iur.cand’. Helaas bleef het daar wel eens bij zonder dat ooit de meesterstitel werd behaald. En anders dan bij de huidige bachelorgraad was het niet de bedoeling dat de studie met een iur.cand. werd afgesloten.

Deze column is verschenen in het Ars Aequi novembernummer 2017.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *