Judge Weinstein en de class action

Het is een van die typisch Amerikaanse rechtsinstituten: de class action, overigens met Europese roots. Bij ons wordt er toch altijd vreemd tegenaan gekeken. Een eiser begint in zijn dooie eentje mede namens een hele class van aandeelhouders, milieu-gelaedeerden of consumenten een vordering tegen een grote onderneming. Dat gebeurt dan wel met steun van een gerecht. En dat gerecht zal vaak inspiratie putten uit de ervaringen van één federale rechter in de staat New York, Judge Weinstein. In een vorige column (AA20160930) schreef ik over Judge Richard Posner, die met zijn 78 jaar een jonkie is vergeleken met de 95-jarige Jack Weinstein. Na zijn rechtenstudie aan Columbia University te New York werkte Weinstein voor het NAACP Legal Defense Fund, waarvoor hij onder andere de zaak Brown v Board of Education (1954) deed. Van 1952 tot 1998 was Weinstein hoogleraar aan Columbia University, welke aanstelling hij sinds 1967 combineert met die van rechter in het United States District Court for the Eastern District of New York. In 1997 kwam bij gelegenheid van zijn 75e verjaardag een bijzonder nummer uit van de Columbia Law Review. US Supreme Court Associate Justice Stephen Breyer herinnert hierin aan het feit dat Weinstein uit zijn inkomsten als auteur geld heeft vrijgemaakt voor de vertegenwoordiging in een class action van oorspronkelijke bewoners – Columbia Law Review (97) 1997, p. 1947.

Hetgeen mij brengt bij het thema van deze column. Weinstein heeft als geen ander een reputatie opgebouwd op het gebied van class actions. Hij was het die zaken als Agent Orange, asbestose, sigaretten (Marlboro light), borstimplantaten, DES, Zyprexa en pistolen deed. Hij heeft dat deels beschreven in zijn Individual Justice in Mass Tort Litigation: The Effect of Class Actions, and Other Multiparty Devices (Northwestern University Press 1995, 367 p.). Weinstein is een groot voor­stander van de class action. Deze maakt het mogelijk ‘bringing justice to the individual flexibly, efficiently and apolitically. Class actions offer help with expert witnesses, allow for presentation of cases in a single forum, foster a quick and conclusive decision, and help in achieving settlement. They can lead not only to some financial recovery, but also recognize that the plaintiff has a legitimate grievance’ (Jeffrey B. Morris, Leadership on the Federal Bench/The Craft and Activism of Jack Weinstein, Oxford: University Press 2011, p. 320). Een bekend voorbeeld is de Agent Orange-zaak, waarin gedaagde, Monsanto, enige maanden terug ook in Europa weer in het nieuws was. Peter H. Schuck schreef hierover Agent Orange on trial. Mass Toxic Disasters in the Courts, Harvard University Press 1986. Het kantelpunt in deze zaak draagt als titel ‘Enter Judge Weinstein’. Ik citeer:

‘As all of the Agent Orange lawyers filed into Judge Weinstein’s chambers on October 21, 1983, uncertainty and anticipation filled the air. After almost five years with Judge Pratt, the case had settled down into a rather placid, predictable pattern largely dominated by the minutiae of discovery, a routine undisturbed by any prospect of imminent trial. (…). Weinstein, in dramatic contrast, was a wild card. (…), by seeking to bring the government and the other defendants back into the case, Weinstein might vastly increase the financial and political resources available for resolving the dispute and for addressing the veterans’ larger problems. (…). By fixing a trial date only six months away and by making it crystal clear that he would not deviate from it by even a single day, Weinstein signaled his determination to manage the case aggressively’ (p. 111-118).

Dat case management, absoluut noodzakelijk om een class action tot een goed einde te brengen, was Weinstein op het lijf geschreven.

Overigens is het instituut de laatste tijd in Amerika niet geheel onomstreden. Met name voor het US Supreme Court is gestreden over de vraag of en in hoeverre statistisch bewijs reguliere bewijsregels kan vervangen. Het overlijden van Associate Justice Scalia en het wachten met de voorziening in diens opvolging tot de uitslag van de presidentsverkiezingen leidde tot onzekerheid – zie Tyson Foods, Inc. v. Bouaphakeo, 577 U.S. (2016), Docket No. 14-1146, en Spokeo, Inc. v. Robins, 578 U.S. (2016), Docket No. 13-1339.

Deze column is verschenen in het Ars Aequi februarinummer 2017.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *