Over grenzen bij bewijsvergaring. Grondslagen voor geïntegreerde normering van strafrechtelijke bewijsvergaring

Boekbespreking. Hirsch Ballin neemt in deze rede, die zij in verkorte vorm uitsprak op 12 oktober 2018 bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, als vertrekpunt dat criminaliteitsbestrijding en maatschappelijke veiligheid geen beleidsterreinen voor alleen het strafrecht zijn. Zij signaleert de ontwikkeling dat bij de aanpak van criminaliteit en maatschappelijke onveiligheid steeds vaker van integratie wordt uitgegaan. Met deze term bedoelt zij twee dingen: bevoegdheden die in verschillende rechtsgebieden genormeerd worden, worden gecombineerd en de internationale samenwerking wordt geïntensiveerd. Om dit begrip nog verder te verduidelijken, neemt Hirsch Ballin onder andere de aanpak van fiscale fraude als voorbeeld: om deze vorm van criminaliteit te bestrijden, wordt gebruikgemaakt van bevoegdheden van toezichthouders (die in het bestuursrecht genormeerd worden) en van bevoegdheden van bijzondere opsporingsautoriteiten en het Openbaar Ministerie (die in het strafrecht genormeerd worden) en ter versterking van de internationale samenwerking op dit gebied is recentelijk een samen­werkingsverband tussen Nederland, Australië, Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten tot stand gebracht.

Deze integratie brengt volgens Hirsch Ballin met zich dat de bewijsvergaring in strafzaken niet langer beperkt blijft tot de uitoefening van strafvorderlijke bevoegdheden door Nederlandse opsporingsambtenaren, maar dat deze bewijsvergaring in plaats daarvan over de grenzen van rechtsgebieden en landen heen geschiedt. Zij stelt zichzelf in deze rede de vraag wat dit te betekenen heeft voor de normatieve begrenzing van de bewijsvergaring ten behoeve van het strafrecht.

Hirsch Ballins antwoord op deze vraag heeft een prescriptief karakter. Haar centrale betoog in deze rede luidt dat deze geïntegreerde aanpak van criminaliteit en maatschappelijke onveiligheid gepaard zou moeten gaan met normatieve integratie. Daarmee bedoelt zij dat in de context van de bewijs­vergaring ten behoeve van het strafrecht zou moeten worden uitgegaan van één normatief ­kader dat door alle actoren die met deze bewijsvergaring belast zijn, gedeeld wordt, ongeacht het rechtsgebied of het land waarin zij thuishoren. Naar de mening van Hirsch Ballin komt normatieve integratie de effectiviteit van de geïntegreerde aanpak van criminaliteit en maatschappelijke onveiligheid ten goede en voorkomt zij bovendien dat er een bres geslagen wordt in de waarborgfunctie van de normering.

Hirsch Ballin stelt aan deze normatieve integratie de eis dat zij een menswaardige strafrechtstoepassing waarborgt. Deze eis leidt zij af uit de hoofddoelstelling van het strafproces­recht, te weten het ‘juist’ toepassen van het materiële strafrecht. Inherent aan het ‘juist’ toepassen van het mate­riële strafrecht is immers niet alleen dat het accuraat gebeurt – hetgeen met name afhankelijk is van de mate waarin de materiële waarheid gevonden wordt – maar ook op een wijze die de waardigheid van het individu respecteert. Een menswaardige strafrechtstoepassing houdt volgens Hirsch Ballin een strafrechtstoepassing in die de integriteit van het proces, de onschuldpresumptie, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de proportionaliteit van het overheidsoptreden tot uitgangspunten neemt. Deze internationaal erkende, fundamentele beginselen wendt zij in het laatste deel van deze rede aan om suggesties te doen ten behoeve van de praktische vormgeving van het genoemde normatieve kader.

Deze rede boeit van begin tot eind. Allereerst voelt zij aan als een compleet betoog dat zeer prettig geschreven is. Daarnaast handelt zij over een onderwerp dat mijns inziens in deze tijd buitengewoon relevant is. Enerzijds kenmerkt deze tijd zich door complexe vormen van criminaliteit waarvan het internationale of zelfs mondiale karakter steeds meer op de voorgrond treedt. De geïntegreerde aanpak van criminaliteit en maatschappelijke onveiligheid zou een adequaat instrument kunnen zijn om het hoofd te bieden aan een minstens evenzo geïntegreerde criminaliteit. Anderzijds wordt het instrumentarium ter bestrijding van criminaliteit steeds meer en intensiever langs de lat van de mensenrechten gelegd, daar de verschansing hiervan in de internationale rechtsorde steeds steviger wordt. Middels het identificeren van deze ontwikkelingen en de spanningen daartussen en het aandragen van praktische richtlijnen ten behoeve van een normatief kader dat is toegesneden op de geïntegreerde aanpak van criminaliteit en maatschappelijke onveiligheid, schetst Hirsch Ballin een kader voor een toekomstbestendig straf(proces)recht.

De conclusie is dat deze rede erg lezenswaardig is, niet alleen voor strafrechtjuristen, maar voor eenieder die zich interesseert voor vraagstukken in de context van criminaliteitsbestrijding en maatschappelijke veiligheid. (DS)

Marianne Hirsch Ballin
Over grenzen bij bewijsvergaring. Grondslagen voor geïntegreerde normering van strafrechtelijke bewijsvergaring
Oratie VU. Den Haag: Boom juridisch 2018, 88 p., € 20

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *